maandag 10 februari 2014

literaire stroming van De kleine Johannes

Frederik van Eeden, De Kleine Johannes
Amsterdam, 1887
pagina’s: 160
Stroming: Impressionisme

samenvatting

De kleine Johannes is helemaal verkikkerd op zijn huis (met al zijn fijne kamertjes) en op zijn grote, gevarieerde tuin. Het liefst zwerft hij de hele dag door de tuin, samen met zijn hond Presto. Elke avond voor het slapen gaan zegt hij braaf zijn gebedje op en vraagt hij om een wonder. Het liefst verdwijnt hij naar de grot die gevormd wordt door de wolken. Op een dag gaat Johannes stiekem het water op met Presto. Plotseling verschijnt er een libel, die verandert in een elf, genaamd Windekind. Ze sluiten vriendschap, op voorwaarde dat Johannes nooit zijn naam zal noemen in de mensenwereld. Windekind zorgt ervoor dat Johannes klein en licht wordt en neemt hem mee op een wonderlijke reis. Hij spreekt nu de taal der bloemen en dieren. Ze komen eerst langs de krekelschool. Hier wordt hem geleerd dat de mens een groot, nutteloos en schadelijk dier is. De krekels zelf zijn natuurlijk de beste dieren, zij kunnen immers vliegen én springen. De reis goed ook nog langs een treurfeest in een konijnenhol, dit feest wordt gehouden ter nagedachtenis aan alle dieren die zijn omgekomen sinds de komst van de mens en hond. Johannes wordt voorgesteld aan Oberon, de elfenkoning. Deze geeft Johannes een gouden sleuteltje, waar de kleine jongen goed op moet passen. Dit is het sleuteltje van een kistje met vele schatten, die Johannes volgens Oberon moet gaan zoeken. De volgende morgen wordt Johannes in het duin wakker gemaakt door Presto. Johannes denkt natuurlijk dat hij gedroomd heeft, maar dan vindt hij het gouden sleuteltje. Een aantal dagen later gaat hij weer met Windekind op pad. Ze verstoppen eerst het sleuteltje, zodat Johannes’ vader hem niet vinden kan. Windekind vertelt hem allerlei verhalen over de dieren, die overeenkomsten met mensen vertonen. Zo hekelt hij de Oorlogsmieren in de godsdienstoorlogen. Johannes vindt dat de mieren dom zijn, maar Windekind zegt dat de mensen juist naar de mieren toekomen om wijzer te worden. Dan ziet Johannes in het bos hoe een groep mensen er de rust verstoord. Hij wordt droevig van hun walgelijke gedrag. Hij besluit daarom ook dat hij niet meer terug naar de mensenwereld wilt. Johannes is helemaal gelukkig en zou niet meer anders willen dat met Windekind leven. Hij blijft bij Windekind en samen gaan ze op bezoek bij de kabouters. De wijste der kabouters is Witsik. Johannes wil van Witsik weten in welk boekje de waarheid staat. Wistik weet het, maar zoekt er zijn hele leven al naar. Windekind vertelt Johannes dat dit de waarheid niet is, dat mensen alleen maar naar zichzelf zoeken, en niet naar het boekje. Windekind zegt dat Wistik al veel mensen naar het boekje heeft laten zoeken en hen zo ongelukkig heeft gemaakt. Maar Johannes gelooft Wistik toch en hij blijft maar aan het boekje denken. Hij kan niet meer genieten van de verhalen van Windekind. Johannes wilt weten wie het boekje zal vinden en gaat terug naar Wistik. De spreuk om het boekje te vinden luist als volgt: ‘mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel, elfenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts opent het, lentenacht is de rechte tijd en roodborstje weet de weg.’ Bij deze verlaat Windekind hem. Een echtpaar neemt Johannes onder hun dak, maar Johannes voelt zich ongelukkig en eenzaam. Hij verlangt naar huis maar durft niet terug te gaan. Ook mist hij Windekind.

In de lente ontmoet hij Robinetta, die een roodborstje op haar schouder heeft. Johannes wordt verliefd op haar, en is weer helemaal gelukkig. Langzamerhand vergeet hij het bestaan van Windekind en het boekje. Wistik herinnert hem hier echter aan en zegt hem dat hij aan het roodborstje moet vragen waar hij het geluk kan vinden. Deze tjilpt: "Hier niet! Hier niet!". Robinetta vraagt hierop door, waarna Johannes Windekinds naam noemt. Robinetta zegt dat ze weet waar het is. Ze laat hem de bijbel zien, in de veronderstelling dat de kleine jongen dit boekwerk bedoelt. Johannes echter, beweert dat God helemaal niet bestaat. Bij deze wordt hij verbannen en mag hij Robinetta niet meer zien. Vanaf dan vertrouwen de planten en dieren Johannes niet meer. Johannes is hier allemaal heel verdrietig over, en wilt helemaal geen mens zijn.

Toen het Johannes bijna teveel werd, kwam Pluizer, wreed wezen, net aanlopen.

Pluizer beweert dat Johannes maar moet aanvaarden dan hij een mens is (alleen mensen worden verliefd) Windekind en Wistik bestaan niet. En aangezien Johannes niemand meer heeft zal hij, Pluizer, voor hem zorgen en helpen het boekje te vinden zodat hij een echt mens wordt.

De volgende morgen wordt Johannes wakker in een kamertje van Pluizer midden in een grauwe, troosteloze stad. Deze stelt de jongen voor aan zijn vriend Hein (ook wel de dood genoemd...) Hij vertelt Johannes dat hij moet opgroeien tot een goed mens, wat een leven met alleen werken en zoeken inhoud. Hij moet in de leer gaan bij dokter Cijfer, die in een donkere achterbuurt huist. De voorwaarde is alleen dat Johannes sterk moet zijn en dus niet kinderachtig en teerhartig. Pluizer laat Johannes alle ellende en schijnheiligheid achter het gedrag van mensen zien. De rondleiding eindigt op het kerkhof. Pluizer maakt hen klein en ze gaan voorafgegaan door een worm de graven in en bekijken een graf van een vrouw die op het feest was (het is nu een halve eeuw later, voor Pluizer bestaat geen tijd). Ze bezoeken nog een aantal graven en op het laatst komen ze bij een nieuw graf waarvan het hout nog niet vergaan is, met moeite komen ze binnen, Johannes herkent zijn eigen lichaam. Hij probeert te blijven staan maar valt toch flauw. De volgende ochtend zijn ze terug bij dokter Cijfer en begint Johannes met leren. Hij doet dat maanden lang, maar hoe meer hij leert hoe duisterder het wordt. Pluizer bederft alle mooie dingen door te wijzen op de onvolkomenheden. Johannes voelt zich steeds ellendiger en somberder. Hij begint te geloven dat Windekind nooit bestaan heeft en dat de wereld alleen uit mensen en cijfers bestaat. Eeuwig zoekend is hij, zonder meer te weten waarna en waarom.

Dan breekt de lente aan. Er komt weer een beetje licht in Johannes zijn duisternis en hij verlangt ernaar om zijn vader nog een keer te zien. Hij spreekt hierover tegen Pluizer. Maar Pluizer zeide hem dat het volstrekt zinloos zou zijn. Toch trekken dokter Cijfer, Pluizer en Johannes er op een dag in de lente erop uit om een zieke te behandelen. Tot de grote verbazing van Johannes belanden ze in zijn eigen vertrouwde tuin. Ze betreden het huis, dat er leeg uitziet. Boven klinkt gekreun. Het blijkt Johannes’ vader te zijn. Hij ligt op sterven. Het kreunen sterft weg. En Hein, de Dood, neemt Johannes’ tot zich. Pluizer en meneer Cijfer zijn zeer benieuwd welke kwaal de vader tergde. Ze staan op het punt de man open te snijden, maar Johannes gaat in protest. Voor het eerst weigert om toe te geven. Hij vecht hevig tegen Pluizer en overwint. Pluizer verdwijnt en Hein is trots op Johannes. Het liefst wil Johannes met de dood mee, maar Hein protesteert. Johannes heeft de mensen lief, zegt deze. Hij moet nog steeds een goed mens worden. Dan hoort hij plots de roep van Windekind. In de waan weer gelukkig te zullen zijn als hij weer bij Windekind is achtervolgt hij haar. Hij zweeft echter telkens vooruit tot aan het strand. Hier zitten Windekind en Hein op een bootje. Er is ook een derde persoon, die komt naast de kleine jongen staan. Dit is de liefde voor de mensheid. Hij stelt Johannes voor de keuze. Of het aanvaarden van de sociale verantwoordelijkheid of het opgaan in de fantasiewereld. Johannes kiest voor het eerste en gaat mee met de liefde voor de mens en haar weemoed 

Impressionisme
Het is belangrijk om een bepaalde stemming weer te geven, vandaar dat indrukken uitgebreid omschreven worden. Om dit te bereiken worden onomatopeeën en synesthesieën gebruikt. Natuurlijk komen ook bijvoeglijke naamwoorden veel voor. Verder is het een kenmerk dat de erlebte rede gebruikt wordt.

voorbeeld
Een tekst die kenmerkend is voor deze stroming is het volgende citaat van Herman Robbers uit de roman van een gezin (de gelukkige familie):
‘Aan tafel viel stilte in, heel ongewoon, vaag pijnlijk al gauw, zonder reden benauwend. Rudolf alleen dorst nog luid, kwasi ongedwongen en strak-onverschillig, het een en ander te vragen. En Croes gaf wel vriendelijk antwoord, maar matter, in-eens wat onverschillig en kort, een paar woorden, telkens, tusschen twee gretige slurpen soep, - ze was best, hoor, ze smaakte hem, zei hij, ‘om over wat anders te praten.’ – Croes at wel meer zoo, ’n beetje luidruchtig, uit vormnonchalance van flink, onafhankelijk man, die wel weet hoe ’t eigenlijk hoort, maar niet geeft om fratsen.
Na de soep kwam een groote rollade. ‘Mooi, geef maar hier, Leentje!... Nee Ru, laat mij maar!’ En Croes schoot rechtop achter ’t dampende vleesch, zette met driftige snelheid twee messen tegen elkaar aan; zijn aandacht scheen dan geheel bij ’t snijden te zijn, bij ’t vleesch, dat wat rauw, bij ’t mes, dat nog te bot was; hij maakte er telkens een opmerking over. Maar er kwamen ook schampere uitroepjes los, over klanten die bij hem geweest waren. Allemaal bang!... Of de boel was verbrand!...Bespottelijk toch, zoo gauw zulke menschen een wee gevoel in hun buiken kregen!...
Later, al etend, vertelde hij ook, thans bedaarder, kwasi-terloops, alsof ’t eigenlijk niet van beteekenis was – toch mislukte nu telkens de luchtige toon – van ’t gebeurde bij ’t weggaan der acht die gewerkt hadden; morgen moest hij daar iets op verzinnen, ’t kon zoo niet weer, neen, natuurlijk dat ging niet!...’

De kleine Johannes
In De kleine Johannes komen bijna alle kenmerken voor, de schrijfstijl komt erg overeen met het bovengenoemde voorbeeld. Er wordt veel gebruik gemaakt van de erlebte tijd, en indrukken worden uitvoerig besproken.  Synesthesieën of onomatopeeën zijn minder aanwezig.


Literaire stroming Kees de Jongen

Theo Thijssen, Kees de Jongen
Bussum, 1923. Uitgegeven door Van Dishoeck
Aantal pagina’s: 352

Genre: Neoromantiek

samenvatting
Kees Bakels woont samen met zijn ouders, zijn jongere zusje Truus en zijn jongere broertje Tom in Amsterdam. Zijn ouders hebben een schoenenwinkel. Kees zit in de zesde en laatste klas van de lagere school. Het gaat goed op school. Kees wordt benoemd tot 'jongen-van-de-bel', hij moet de deur openen voor laatkomers en ouders. Kees wil anders zijn dan de anderen. Als de kinderen op school prijzen mogen kiezen, kiezen de meisjes voor een naaidoos en de jongens voor een figuurzaag, atlas of een postzegelalbum. Kees niet. Kees kiest een schaakspel. Een prijs die nog nooit iemand heeft gekozen. In de loop van het verhaal komt Rosa Overbeek bij Kees in de klas. Ze komt van een rijk instituut en Kees vindt haar al vanaf het eerste moment bijzonder. Hij vindt dat ze samen boven de medeleerlingen uitsteken en fantaseert regelmatig over haar.

Thuis gaat het minder goed. Zijn vader is ernstig ziek en de armoede staat voor de deur. Net als zijn vader weigert Kees de armoede en de ziekte van zijn vader te accepteren. Ondanks de armoede geeft zijn vader Kees een nieuwe atlas en een mooi pak in plaats van een vermaakte oude mantel. De cadeaus zijn een aderlating voor het gezin, maar leven voort als hoogtepunten in de herinnering van Kees. Zijn vader sterft als Kees met zijn broertje en zusje bij een oom en tante is. Op school ontfermt Rosa zich over hem. Ze schudt haar hoofd als de leraar voorstelt om te gaan zingen. Zingen in een klas waarin een jongen zit die net zijn vader heeft begraven, dat gaat toch niet? Kort daarna geeft ze Kees een pen. Kees vlucht ermee zijn fantasie in.Thuis gaat het na de dood van zijn vader steeds slechter. Ze verhuizen en krijgen een nieuwe kamergenote: juffrouw Dubois. De moeder van Kees begint samen met haar een koffie- en theehandeltje om aan geld te komen. Kees helpt hen door de nieuwe voorraden op te halen. Als de koude winter en hoge stookkosten het gezin verder de armoede in drijven, accepteert Kees de neergaande lijn. Hij besluit een baas te gaan zoeken en de school te verlaten. Zijn moeder gelooft hem eerst niet, maar is hem later vooral dankbaar.In de slotscène van het boek ontmoeten Kees en Rosa elkaar. Op aandringen van Rosa, die merkt dat hij ergens mee zit, vertelt Kees dat hij gaat werken. Rosa kust hem op zijn wang en vlucht dan weg. Kees voelt zich dan zielsgelukkig. 

Stroming: neoromantiek
De neoromantiek is een reactie op het naturalisme. Het komt vooral tot uiting in een drang om te vluchten van de werkelijkheid, een soort escapisme. Vaak wordt er gevlucht naar verre landen, verlangens (sehnsucht) en historie. Fantasie, weltschmerz en idealisme staan centraal.

Het verschil met de romantiek in 1780-1880 is dat er minder waarde wordt gehecht aan de exacte plaats en tijd en feiten, maar dat de historische sfeer des te belangrijker is. Dit is echter geen strak of groot verschil, en er zijn dan ook critici die vinden dat de verschillen te klein zijn, en dat neoromantiek daardoor geen duidelijk begrip is.
 

Voorbeeld
Een stukje tekst waarin het escapisme naar voren komt is het gedicht ‘aan zee’ van J.C. Bloem. De man staart naar de verte, naar verre landen. Hij denkt na over ouderdom en de tijd, waarvan hij zou willen vluchten.


Een gore zee;
Aan 't strand daarvan:
Van lieverlee
Een eenzaam man.

Zijn blik is naar
Verlatenheid - 
Geen uitzicht, waar
Men die vermijdt.

In 't niets verglijdt,
Zonder misbaar,
De hooploosheid
Van weer een jaar.

De mond blijft stom
Tegen den tijd,
Want ouderdom
Is eenzaamheid.
 

Kees de Jongen
In het boek Kees de Jongen van Theo Thijssen komen deze kenmerken ook naar voren. Kees denkt veel na over de dingen die hem gebeuren, maar meer nog fantaseert hij over de dingen die gaan gebeuren. Hij leeft hierdoor deels in zijn eigen fantasie, waarin hij vlucht voor de werkelijkheid. Weltschmerz staat niet centraal, hoewel er van alles misgaat in het leven van Kees. Het ongeluk blijft bij deze situatie, het gaat niet over het onheil op de wereld.

Verlangen staat wel centraal; verlangen om met Rosa te zijn, verlangen om de beste te zijn. Dit verlangen is grotendeels ook verweven in zijn fantasie, waarin die verlangens uitkomen. 

donderdag 4 juli 2013

groepsopdracht de donkere kamer van damokles

Verwachtingen
We hadden de eerste paar pagina’s gelezen; de lofrede van Claudia de Breij. We hadden de indruk dat het een heel spannend boek zou zijn, maar we waren een beetje bang dat het vooral over vechten en verlies zou gaan, waar de meeste boeken over de oorlog over gaan. Dit boek was echter anders, het ging meer over complotten en was geplaatst in het leven van alledag, van de mensen die niet meevochten of familie van soldaten waren. Het boek las erg fijn, het taalgebruik was niet langdradig. Toch waren veel dingen wel precies omschreven, waardoor het boek veel sfeer kreeg, zoals de omschrijving van de straat waar Osewoudt woont, die steeds terugkomt en steeds iets verandert, afhankelijk van wat er in het verhaal gebeurd. De spanning die we verwachtten zat er ietsje minder in, in het begin leek alles vrij veilig, tot de arrestatie van de familie van Osewoudt. Toen werd het inderdaad vrij spannend maar aan het eind zwakte dit weer af, omdat we al doorhadden dat Osewoudt zeker niet als held door de oorlog zou komen en het hoogstwaarschijnlijk niet zou halen.

Titelverklaring
De titel ‘De donkere kamer van Damokles’ is erg logisch en mooi gekozen. Hij is mooi omdat het interesse wekt, de lezer vraagt zich af waarom die kamer belangrijk is. Een donkere kamer klinkt alvast spannend. Als je dit koppelt aan het verhaal is het ook logisch omdat er drie crusiale momenten in de donkere kamer afspelen. In het begin probeert Osewoudt foto’s te ontwikkelen, maar dit gaat mis of de fotorol was sowieso leeg, dit wordt niet helemaal duidelijk. Verder werkt Osewoudt later bij het verzet, waar hij als taak heeft de foto’s te ontwikkelen. Verderop hangt het erom of er een foto is van Dorbeck, op de camera van Osewoudt, hij ontwikkelt de foto’s zelf, maar er gaat iets mis en er staat niets op. Damokles verwijst naar een figuur uit de oudheid, die voor een dag een tiran wilde zijn. Dat was goed, maar er werd wel een zwaard aan paardenhaar boven zijn hoofd gehangen, om de gevaren van de macht uit te beelden. Het is niet helemaal duidelijk waarom hiernaar verwezen wordt, misschien omdat het leven van Osewoudt van het ontwikkelen van de foto's, en dus het werk in de donkere kamer afhangt. Toch is dit niet doorslaggevend, als alle foto's wel goed ontwikkeld zouden zijn was zijn leven nog niet zeker.

Setting en perspectief De setting is in Nederland, een klein dorpje vlakbij Den Haag, rondom de tweede wereldoorlog. Het verhaal wordt verteld vanuit Osewoudt, je krijgt alleen zijn gedachtes en gevoelens te weten. Dit maakt het verhaal spannend, omdat ook voor jezelf niet duidelijk wordt of Osewoudt in het verzet zit, of aan waanbeelden lijdt en toch een collaborateur is. Open plekken worden in de loop van het verhaal ingevuld, bijvoorbeeld waarom Ebernuss zo vreemd aardig doet tegen Osewoudt.  

Oordeel
We vonden het een zeer boeiend boek, het is origineel want het gaat over andere aspecten van de oorlog dan de meeste boeken, de ellende van het moorden staat niet centraal, maar de kwelling van een persoon die wat wil doen, maar erg vrouwelijk gebouwd is en vindt dat hij niet dapper genoeg is. Verder vinden we dat de wanhoop aan het eind goed beschreven is. Dorbeck is anoniem en blijft anoniem, niemand kan er iets aan doen; ook niet als het wel handig is. We vinden het alleen jammer dat het eind zo lang duurt, vanaf het moment dat Osewoudt gevangen is, is duidelijk dat er niets goeds bewezen kan worden. Dit roept op zichzelf al een groot gevoel van onrecht op, maar doordat het zo lang doorgaat wordt het een beetje uitgemolken. De personages zitten goed in elkaar, het zijn allen boeiende mensen die wat toevoegen aan het verhaal. Zelfs als het op het eerste gezicht zo lijkt, blijkt dat ze toch nog echt wat toe te voegen hebben. De schrijfstijl hebben we al eerder in het verslag genoemd, maar die is zeer prettig om te lezen, het is precies en realistisch, maar niet langdradig of vol overbodige details. De schrijfstijl zorgt voor sfeer en karakter in het boek.

het groepsproces
De discussie verliep vrij rommelig aangezien het eigenlijk al vakantie is, van de opdracht hebben we geleerd onze mening te verwoorden. We denken dat het boek niveau 4 heeft en het was zeer goed te lezen. Voor het volgende boek wil ik een boek van niveau 5 proberen, maar ik weet nog niet welke.

donderdag 30 mei 2013

Opdracht romantiek

Literaire opdracht: Een vergelijking tussen het boek Max Havelaar en de verfilming hiervan.

Belangrijk is natuurlijk de betrouwbaarheid van de verfilming, als het boek niet correct wordt weergegeven verliest het een groot deel van zijn literaire waarde. De kern van het verhaal, de boodschap die deze overbrengt blijft hetzelfde; de slechte behandeling van de inlanders van Indië is vreselijk en moet afgelopen zijn. In de chronologische volgorde zit een belangrijk verschil, het verhaal van Saïdja en Radinda komt in het boek pas halverwege ter sprake, maar in de film wordt hiermee begonnen. Zo kom je sneller in het verhaal en worden de verschrikkingen snel duidelijk. Dit is een behoorlijk verschil, maar ik vind niet dat hierdoor de betrouwbaarheid wordt aantast, omdat de inhoud gelijk blijft. Een ander verschil met het boek is dat er in de film veel minder aandacht wordt besteed aan droogstoppel, ook andere mensen vertellen het verhaal en hij heeft over het algemeen een wat meer ondergeschikte  rol. Deze verandering vindt ik niet per se jammer, want het is een van de factoren waarom ik de film leuker vond om te kijken, maar ik vindt dat de film het boek wel minder correct weergeeft en dat de betrouwbaarheid van de film hierdoor minder wordt.

In het boek wordt duidelijk dat Max Havelaar een romantisch personage is. Hij heeft last van Weltschmerz, verdriet om de wereld om zich heen en hij is erg betrokken bij de samenleving, waardoor ik hem ook vrij gevoelig vindt. Het is een man met idealen die graag iets wil betekenen voor de wereld. Ik vindt dat deze factoren in de film ook goed naar voren komen. De betrokkenheid en het verdriet zijn duidelijk en ook zijn idealen worden meerdere malen genoemd.

Er is een duidelijk verschil tussen de rol van Droogstoppel in het boek, en zijn rol in de film zoals ik eerder al aangaf. In het boek is Droogstoppel vrij gemeen; hij is niet tevreden met mensen, Max Havelaar noemt hij Sjaalman omdat hij hem niet verzorgd genoeg vindt en hij is ook ontevreden over de schrijfstijl van Stern.Verder is hij een stroeve man, iemand van principes die overal een verklaring of reden voor heeft, bijna alsof het excuses zijn om zo te mogen handelen. In de film is Droogstoppel veel verder op de achtergrond en bovendien wordt hij meer als achterdochtig neergezet dan als gemeen.

De film is erg geëngageerd, hij betrekt het publiek erg bij het verhaal en het is zeker de bedoeling dat mensen meeleven. Ik voelde me na het kijken van de film erg betrokken bij deze geschiedenis. De beelden zijn sprekender dan het boek situaties soms weergeven. Op dit punt vindt ik de film beter dan het boek omdat het boek wat afstandelijker geschreven is en ook minder makkelijk leest.

Over het algemeen vindt ik het boek en de film beide goed. De essentie is grotendeels hetzelfde. De film heeft het verhaal goed weergegeven, ook vanuit literair oogpunt. Je kunt je veel beter inleven in het verhaal en het is gemakkelijker te volgen. Het boek is moeilijker, enigszins langdradig en vervelend te lezen, maar literair wel iets beter vindt ik. Het personage Droogstoppel komt in het boek beter tot zijn recht, wat ik goed vindt, alhoewel ik met het personage zelf niet zoveel heb.



donderdag 16 mei 2013

opdracht verlichting


Filosofen in de verlichting

In de verlichting lag de focus van de meeste filosofen op de natuur en wetmatigheden. Ik bespreek eerst enkele belangrijke filosofen uit die tijd en hun idealen, vervolgens vergelijk in ze met de ideologie van vandaag.
Descartes
Descartes’ belangrijkste, en eerste duidelijke stelling is cogito ergo sum. Verder is hij de grondlegger van het rationalisme en een belangrijk figuur in de wetenschappelijke revolutie. Descartes schreef ook een godsbewijs. Vooral het rationele en wetenschappelijke aspect aan zijn werk geeft aan hoe goed hij in de verlichting past.
Spinoza
Deze filosoof schreef een praktisch boek over zijn filosofie, dat mensen middels logica zou leren hoe ze verlicht konden worden van het lijden. Verder zegt hij dat god niet buiten de schepping staat, maar dat alles wat er is een verschijning is van god. Spinoza probeert de zaken objectief te benaderen en beargumenteerd alles rustig en kalm.
Hume
Hume toont aan dat er geen noodzaak licht in oorzaak en gevolg, maar dat dit slechts een verwachtingspatroon is. Hij is erg sceptisch tegenover de wetenschap en het inductieprobleem wordt door hem duidelijk aan de kaak gesteld. Hume had geen gebruikelijke ideeën in de verlichting, en vooral omdat hij ook sceptisch was tegenover god kreeg hij veel kritiek.
Kant
Sapre Aude! (Durf je verstand te gebruiken) Kant wil mensen graag van hun onmondigheid bevrijden, hij wil dat men zich niet laat wijsmaken wat hij moet vinden, maar zelf nadenkt. Verder vindt hij dat mensen zelf schuldig zijn aan hun onmondigheid, omdat ze vaak het verstand wel hebben, maar niet gebruiken. Kant wil, door de opheffing van de onmondigheid, vrijheid creëren. Een bekende uitspraak van hem is: In de beperking toont zich de meester, alleen de regel kan ons vrijheid geven. Dit houdt in dat hij graag wil dat de mens autonoom is, en dus ook in staat is beslissingen te nemen zonder invloeden van buitenaf. Kant zegt verder dat je niet anders kan dan leven onder de idee van vrijheid, je bent dus zelf verantwoordelijk voor je daden.
De idealen van vandaag zijn niet erg sterk, en er hangt een beetje een pessimistische waas overheen, omdat er weinig mensen zijn die geloven dat het echt mogelijk is een verschil te maken. De wetenschap wordt in veel gevallen geloofd en gebruikt. Mensen mogen gerust hun mening geven over verschillende kwesties, dus ze zijn in principe mondig. Het atheïsme is sterk in opkomst geweest en mensen zijn het dus meer eens met Hume dan met Descartes op dit punt, ook zit het godsbewijs van Descartes vrij goed in elkaar. De focus op de natuur blijkt vooral uit de belangstelling voor natuurwetenschappen, en de focus op wetmatigheden lijkt misschien minder tot uiting te komen, maar alle filosofen die in genoemd heb, hebben geprobeerd een wetmatigheid op te stellen. Op sommigen wordt nog vertrouwd, zoals de uitspraak ‘Ik denk dus ik ben’, maar anderen zijn verworpen, zoals het godsbewijs van Descartes.

zondag 17 februari 2013

Coen Simon, En toen wisten we alles

Coen Simon; En toen wisten we alles
Amsterdam, augustus 2011, 4e druk, 1e uitgave: maart 2011
179 pagina’s
genre: filosofisch roman, pleidooi


Samenvatting
In dit boekje zijn filosofische columns van Coen Simon gebundeld die eerder in de bladen zijn verschenen. Een hoofdthema is de kritiek op de dominant aanwezige neiging om wetenschappelijke deskundigheid als leidraad te nemen bij politieke en levensbeslissingen. Simon heeft niets met wetenschap; hij gelooft, zoals in dit genre wel vaker voorkomt, dat objectiviteit, waarheid en kennis niet zijn te bereiken. We moeten, meent hij, aan de oppervlakte van het leven blijven, en een blik op onze vragen ontwikkelen die uitgaat van de wijze waarop we praktisch in het leven staan. Dan zien we dat het niet gaat om feiten of om argumenten, maar om het luisteren naar en het leren lezen van verhalen. Dit aan de hermeneutiek ontleende idee helpt Simon bij het duiden van maatschappelijke trends en modeverschijnselen. De zelfkritiek en ironie die Simon aanvankelijk voor de presentatie van zijn standpunten gebruikt, laten hem helaas bij zijn stukjes over dieren en het roken in de steek. Heel menselijk natuurlijk, want ook Coen Simon is feilbaar.
Verwachtingen
Zelf zou ik het waarschijnlijk niet gevonden hebben maar, mijn vader had dit boek voor me gekocht. Ik was er wel nieuwsgierig naar. Het leek me een ander boek dan anders, maar wel boeiend. Ik had verwacht dat het een soort verhaal zou zijn, waarin je dan gaandeweg de boodschap oppikt dat je iets oppervlakkiger moet doen.

motieven en thema
Motieven, of steeds terugkerende elementen uit het boek zijn de verwijzingen naar de wetenschap, met als boodschap dat dat geen absolute kennis is, maar een soort hedendaagse religie. Iets anders wat steeds terugkomt is een oproep naar ‘oppervlakte’ of literatuur/cultuur. Coen Simon komt voortdurend met voorbeelden uit tijdschriften en kranten om de hedendaagse visie te laten zien, ook dit is een terugkerend element.
Het thema is te omschrijven als een combinatie van de eerste twee motieven. Het boek is een pleidooi tegen wetenschap en voor oppervlakkigheid. Hierbij wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen oppervlakkigheid en desinteresse.
De schrijfstijl
De schrijfstijl is  beeldend, Simon geeft veel voorbeelden en vergelijkingen. Dit maakt het levendiger, maar soms ook verwarrend want de vergelijkingen gaan niet altijd over voor de hand liggende onderwerpen. Het boek is vrij regelmatig moeilijk te lezen omdat er wordt teruggegrepen op feiten die een stuk eerder vermeldt zijn, of omdat het onderwerp een hoge mate van abstractie heeft gekregen. Verder is de stijl vrij cynisch, alsof Coen Simon zich er constant over verbaast dat we met z’n allen nog in de wetenschap geloven. Ter illustratie het volgende citaat:
‘Het idee dat dieren net als mensen rechten zouden moeten krijgen, steunt in beginsel op een misvatting die is te vergelijking met de hardnekkige denkfout waardoor velen zich door de hele geschiedenis van de mensheid heen hebben laten leiden tot het bouwen van een perpetuum mobile, een machine die, eenmaal in gang gezet, zichzelf oneindig gaande kan  houden- in een hedendaagse term: klimaatneutraal. Wie erover nadenkt, begrijpt dat dat niet kan.’ (pagina 85)  
Situaties
Er worden veel verschillende situaties gebruikt, en er wordt ook op uiteenlopende situaties commentaar gegeven. Vele situaties dienen om een standpunt duidelijk te maken of een mate van absurdisme aan te duiden. 
Tijd
In het boek gaat geen tijd voorbij zoals je dat bij de meeste verhalen hebt, het lijkt wat dat betreft behoorlijk op een betoog. In de inleiding nog wel, dan vertelt Coen Simon hoe hij vanalles bedenkt terwijl hij naar huis rijdt nadat hij boodschappen heeft gedaan en een denkbeeldige discussie met zijn vrouw heeft, maar verderop wordt (en blijft) het verhaal lyrisch.
Eindoordeel
Ik vond het een zeer interessant boek, waarin veel voor waar aangenomen opvattingen weerlegd worden, en het boek heeft mijn kijk op kennis en publicaties blijvend verandert. Het boek heeft een hoge mate van betrouwbaarheid. Coen Simon geeft veel bronnen bij zijn voorbeelden en vervolgens redeneert hij hierover. ‘Dwars door de harde feiten van Mieras’ neurowetenschappelijk verslag heen klinkt zijn persoonlijke opvatting over het doel van de liefde: ‘Ook in de liefde scheppen wij onszelf. Door van anderen te houden en door ze te beminnen prikkelen we onze eigen hersenen om zich te ontwikkelen. We stimuleren onszelf om een bijzonder mens te worden.’ De liefde als middel tot zelfontplooiing en economische zelfstandigheid, dat is de huwelijkse moraal van Mieras en Berndsen ‘anno 2010’. Het maakt me bijna benieuwd naar hun slaapkamergeheimen.’ (pagina 59) –Hiervoor heeft Coen Simon het al over het bewuste onderzoek gehad.
Het boek heeft in bepaalde mate voldaan aan mijn verwachtingen. Het is veel meer een betoog/pleidooi dan ik verwacht had, maar het is zeker boeiend en verrassend. Ik vond het wel moeilijk om het boek goed te begrijpen.

 Dit is ongeveer een 7,5-8

zaterdag 27 oktober 2012

literatuur of lectuur- oordeel


Literatuur of lectuur?
Dimitri Verhulst  met de intrede van Christus in Brussel (in het jaar 200 en oneffen ongeveer)
Amsterdam, 2011, 1e druk
173 pagina’s
genre:
samenvatting
De beste korte samenvatting die over dit boek te vinden is en die niet de clou beschrijft is eigenlijk de tekst op de achterkant van het boek:
Wanneer wordt aangekondigd dat Christus op 21 juli, in volle komkommertijd, Brussel zal bezoeken, ondergaat de Belgische hoofdstad een metamorfose. De gevels worden opgeknapt, bloembakken geplaatst en de criminaliteitscijfers duiken plotsklaps naar het nulpunt. Terwijl de beleidsmensen bakkeleien over wie een persoonlijk onderhoud met de profeet verdient en discussiëren over de route waarlangs Jezus lopen moet, krijgt de stad almaar een menselijker gelaat met oog voor de dakloze, de illegaal, de dronkaard en de armoe-oogster. De metro ruikt niet langer naar pis, de hoop is onder het volk. En dan breekt de grote dag zelf aan.


Lectuur of literatuur?
Een belangrijk deel in de oordeelvorming tussen literatuur en lectuur vind ik de houding ten opzichte van de heersende moraal. Als een boek die houding klakkeloos volgt of overneemt vind ik het lectuur, en als een boek kritisch is en duidelijk nadenkt over de normen en waarden die het beschrijft vind ik het boek interessanter, creatiever en van een hoger literair gehalte.
In dit boek gebeurt iets bijzonders, iets wat de afgelopen 2000 jaar niet is gebeurd en dus is er geen duidelijke moraal, maar die ontstaat vrij snel nadat de boodschap het volk bereikt. In het boek wordt de moraal bedacht, geformuleerd en aangescherpt of bijgesteld, wat ik mooi en boeiend vind om te lezen. Ik vind dat goed beschreven wordt hoe zoiets gebeurt en dat zonder dat er afspraken gemaakt worden iedereen min of meer hetzelfde gaat doen. Ineens is er geen vandalisme meer, zijn de mensen aardig voor elkaar en wordt er aandacht aan zwervers en straatmuzikanten besteed. Dimitri Verhulst houdt hierbij ook rekening met uitzonderingen. De tolk van Christus, een jonge illegale vluchtelinge die tijdens de organisatie van Christus’ komst aangesteld wordt omdat zij Zijn taal waarschijnlijk het beste begrijpt, krijgt ook de taak Hem een rondleiding te geven en ze wil Christus de stad laten zien zoals hij was, met alle ellende die zij ervaren heeft, en niet zoals hij geworden is.
De ik-figuur is niet gelovig en als Christus blijkt te komen is deze niet verheugd over zijn komst, maakt hij zich geen zorgen over zijn geloof en gaat hij zich ook niet bewust anders of vriendelijker gedragen. Hij maakt zich een beetje zorgen over de veiligheid en blijft er deze zomer speciaal voor thuis, maar voor de rest kijkt hij het hele gebeuren eigenlijk vol verbazing aan. Sommige dingen vindt hij prettig en aan andere dingen ergert hij zich, maar hij doet er niet echt in mee. Er is niet gezegd dat hij zijn gedrag niet aanpast tijdens de hele ‘Christus-affaire’ maar als hij dat doet beschreef hij hoe verbaasd jij eigenlijk is dat hij zijn gedrag aanpast. Hij kijkt eigenlijk als een soort buitenstaander naar het hele gebeuren, terwijl hij er middenin zit.
Ik denk dat je van dit boek kan zeggen dat het kritisch is ten aanzijn van de heersende moraal, ook al is er niet echt een heersende moraal. Het boek beschrijft mensen in een zoektocht om hun leven te beteren en het goede te gaan doen, verschillende moralen worden bekeken en beschreven.
Andere criteria voor literatuur die in dit boek goed te zien zijn, zijn dat ieder boek uniek moet zijn en dat er nadruk op beschrijvingen, sfeer en gedachten moet liggen. Ik vond dit een heel verrassend, bijzonder boek om te lezen. Het onderwerp is, in ieder geval voor mij, zeer uniek en leuk om over te lezen. De hoofdpersoon schrijft vanuit ik-perspectief  en beschrijft veel wat hij ervaart aan sfeer of wat hij denkt. Soms worden gebeurtenissen tussendoor heel terloops genoemd.
Dit boek barst niet van het bijzonder taalgebruik en de flashbacks, maar de elementen zitten er wel af en toe in en sommige daarvan vindt ik heel mooi. Het boek is vrij makkelijk te lezen en gebruikt geen eindeloze stijlfiguren, maar soms vindt ik het taalgebruik wel heel mooi of verrassend.
Ik vindt dat dit boek zeker bij literatuur hoort en niet bij de lectuur, het bevat vele literaire kenmerken. 

Mijn oordeel op de oordeelbalk: