zondag 17 februari 2013

Coen Simon, En toen wisten we alles

Coen Simon; En toen wisten we alles
Amsterdam, augustus 2011, 4e druk, 1e uitgave: maart 2011
179 pagina’s
genre: filosofisch roman, pleidooi


Samenvatting
In dit boekje zijn filosofische columns van Coen Simon gebundeld die eerder in de bladen zijn verschenen. Een hoofdthema is de kritiek op de dominant aanwezige neiging om wetenschappelijke deskundigheid als leidraad te nemen bij politieke en levensbeslissingen. Simon heeft niets met wetenschap; hij gelooft, zoals in dit genre wel vaker voorkomt, dat objectiviteit, waarheid en kennis niet zijn te bereiken. We moeten, meent hij, aan de oppervlakte van het leven blijven, en een blik op onze vragen ontwikkelen die uitgaat van de wijze waarop we praktisch in het leven staan. Dan zien we dat het niet gaat om feiten of om argumenten, maar om het luisteren naar en het leren lezen van verhalen. Dit aan de hermeneutiek ontleende idee helpt Simon bij het duiden van maatschappelijke trends en modeverschijnselen. De zelfkritiek en ironie die Simon aanvankelijk voor de presentatie van zijn standpunten gebruikt, laten hem helaas bij zijn stukjes over dieren en het roken in de steek. Heel menselijk natuurlijk, want ook Coen Simon is feilbaar.
Verwachtingen
Zelf zou ik het waarschijnlijk niet gevonden hebben maar, mijn vader had dit boek voor me gekocht. Ik was er wel nieuwsgierig naar. Het leek me een ander boek dan anders, maar wel boeiend. Ik had verwacht dat het een soort verhaal zou zijn, waarin je dan gaandeweg de boodschap oppikt dat je iets oppervlakkiger moet doen.

motieven en thema
Motieven, of steeds terugkerende elementen uit het boek zijn de verwijzingen naar de wetenschap, met als boodschap dat dat geen absolute kennis is, maar een soort hedendaagse religie. Iets anders wat steeds terugkomt is een oproep naar ‘oppervlakte’ of literatuur/cultuur. Coen Simon komt voortdurend met voorbeelden uit tijdschriften en kranten om de hedendaagse visie te laten zien, ook dit is een terugkerend element.
Het thema is te omschrijven als een combinatie van de eerste twee motieven. Het boek is een pleidooi tegen wetenschap en voor oppervlakkigheid. Hierbij wordt een duidelijk verschil gemaakt tussen oppervlakkigheid en desinteresse.
De schrijfstijl
De schrijfstijl is  beeldend, Simon geeft veel voorbeelden en vergelijkingen. Dit maakt het levendiger, maar soms ook verwarrend want de vergelijkingen gaan niet altijd over voor de hand liggende onderwerpen. Het boek is vrij regelmatig moeilijk te lezen omdat er wordt teruggegrepen op feiten die een stuk eerder vermeldt zijn, of omdat het onderwerp een hoge mate van abstractie heeft gekregen. Verder is de stijl vrij cynisch, alsof Coen Simon zich er constant over verbaast dat we met z’n allen nog in de wetenschap geloven. Ter illustratie het volgende citaat:
‘Het idee dat dieren net als mensen rechten zouden moeten krijgen, steunt in beginsel op een misvatting die is te vergelijking met de hardnekkige denkfout waardoor velen zich door de hele geschiedenis van de mensheid heen hebben laten leiden tot het bouwen van een perpetuum mobile, een machine die, eenmaal in gang gezet, zichzelf oneindig gaande kan  houden- in een hedendaagse term: klimaatneutraal. Wie erover nadenkt, begrijpt dat dat niet kan.’ (pagina 85)  
Situaties
Er worden veel verschillende situaties gebruikt, en er wordt ook op uiteenlopende situaties commentaar gegeven. Vele situaties dienen om een standpunt duidelijk te maken of een mate van absurdisme aan te duiden. 
Tijd
In het boek gaat geen tijd voorbij zoals je dat bij de meeste verhalen hebt, het lijkt wat dat betreft behoorlijk op een betoog. In de inleiding nog wel, dan vertelt Coen Simon hoe hij vanalles bedenkt terwijl hij naar huis rijdt nadat hij boodschappen heeft gedaan en een denkbeeldige discussie met zijn vrouw heeft, maar verderop wordt (en blijft) het verhaal lyrisch.
Eindoordeel
Ik vond het een zeer interessant boek, waarin veel voor waar aangenomen opvattingen weerlegd worden, en het boek heeft mijn kijk op kennis en publicaties blijvend verandert. Het boek heeft een hoge mate van betrouwbaarheid. Coen Simon geeft veel bronnen bij zijn voorbeelden en vervolgens redeneert hij hierover. ‘Dwars door de harde feiten van Mieras’ neurowetenschappelijk verslag heen klinkt zijn persoonlijke opvatting over het doel van de liefde: ‘Ook in de liefde scheppen wij onszelf. Door van anderen te houden en door ze te beminnen prikkelen we onze eigen hersenen om zich te ontwikkelen. We stimuleren onszelf om een bijzonder mens te worden.’ De liefde als middel tot zelfontplooiing en economische zelfstandigheid, dat is de huwelijkse moraal van Mieras en Berndsen ‘anno 2010’. Het maakt me bijna benieuwd naar hun slaapkamergeheimen.’ (pagina 59) –Hiervoor heeft Coen Simon het al over het bewuste onderzoek gehad.
Het boek heeft in bepaalde mate voldaan aan mijn verwachtingen. Het is veel meer een betoog/pleidooi dan ik verwacht had, maar het is zeker boeiend en verrassend. Ik vond het wel moeilijk om het boek goed te begrijpen.

 Dit is ongeveer een 7,5-8

Geen opmerkingen:

Een reactie posten